Sign up your free travel blog today!
Email: Password:
Our Blog Our Photos Our Diary Our Movies Our Map Message Board
Buy DVD

Buy Gift Voucher

Welkom aan boord
No Photos 15th May 2003 - 29th Jun 2003
Nieuwsbrief 10, Amazone en Suriname

Lieve allemaal,
Enige tijd hebben jullie niets van ons vernomen. We hopen dat het jullie allen goed gaat. We horen via Radio Nederland dat het soms prachtig weer is in Nederland, en dat er de laatste tijd weinig schokkende zaken hebben plaatsgevonden, behalve dan natuurlijk dat van Maxima.
Wij vinden steeds meer onze draai aan boord. We zijn nu in Suriname, een wonderlijke smeltkroes van culturen en zeer interessant om dit stukje geschiedenis van Nederland van nabij te beleven. Helaas is het land zelf zo goed als failliet, maar de gastvrijheid en het natuurschoon zijn, ook in de grote regentijd waarin we nu zitten, een bezoek meer dan waard.
Hieronder wat indrukken van de laatste tijd.

Donderdag 15 mei. We willen een klein stukje de Amazone delta gaan verkennen. Belém, waar wij nu al een tijd zijn, ligt aan de Rio Pará (Brazilië) en deze rivier krijgt een deel van haar water van de Amazone. Dit hele gebied is immens. Wij zitten 125 km landinwaarts van de Atlantische oceaan, maar de invloed van eb en vloed is ook hier nog zeer sterk merkbaar.
Ons plan is om een eiland, dat ongeveer zo groot is als Zwitserland (Ilha dos Marajo) met een uitgebreid rivierenstelsel, vanaf de rivier de Papá in te varen om op een andere plek weer op de Pará terug te komen. We hebben geen kaarten van dit gebied en ook geen idee van wat we kunnen verwachten. Als we een andere boot hadden gevonden om mee te gaan, zouden we helemaal om het “eiland” Marajo heen gevaren zijn, ongeveer 600 km, maar helaas, niemand wilde of durfde.
Vandaag komen we niet ver vanwege de altijd weer laatste zaken die nog even gedaan moeten worden. De stroom staat na drie uur varen alweer flink tegen en we ankeren in een gigantische regenbui voor een dorpje op een klein eiland. Met het regenwater kunnen we wel ons drinkwater weer op peil brengen, gaat in diverse 5 liter flessen, want het leidingwater bij de jachtclub is niet echt lekker. Als het even droog is gaan we met de bijboot naar de kant en blijken in een heel toeristisch oord beland te zijn, echter zonder één toerist, het is totaal uitgestorven. Het begint weer te regenen en we schuilen op het enige terrasje waar we iemand zien. Het blijkt een restaurant te zijn, maar als we wat willen bestellen is er helemaal niemand meer. Ik ga met de menukaart naar de tegenover gelegen pousada (hotelletje) en een uur later eten we in ons uppie, terwijl de regen nog steeds met bakken naar beneden komt, op het terras met uitzicht over een leeg strand waar tafels en stoelen voor honderden mensen staan. Tussen de palmbomen en de tropische begroeiing door zien we onze boot voor anker liggen. We kunnen af en toe nog steeds niet geloven dat zij onze boot en ons huis is en dat we op dit soort plekken komen.
Na enig zoeken vind ik iemand waarmee ik kan afrekenen, nadat ik hem verteld heb wat we gegeten hebben.
De volgende dag vertrekken we om 7 uur, Yvon blijft nog even liggen. Ze is flink verkouden en heeft slecht geslapen. We steken eerst de Pará over, hier ongeveer 30 km breed, om aan de overkant een van de vele riviertjes op te varen die uitkomen op dit brede water.
Onze kaarten houden hier op, hebben dus geen idee waar we uit zullen komen. Op goed geluk nemen we willekeurige afslagen, er zijn er velen, maar we proberen wel een soort hoofdwater te volgen. De jungle is overdadig groen en het bruist van het leven, voornamelijk vogels. Het is tevens bloedheet en super vochtig, het echte jungle gevoel dus.
Vooral in het begin zijn er aan de oevers vele houten huisjes op palen, sommigen heel simpel, niet meer dan een kleine, vierkante hut van ongeverfd hout en een palmbladeren dak. Maar er zijn ook heel mooie huisjes, in prachtige kleuren geverfd en goed onderhouden. En ze hebben allemaal een eigen aanlegsteiger. Om het getij verschil te kunnen overbruggen zijn ze gebouwd van hoge palen, of een even simpele als doeltreffende drijvende steiger: een flinke boomstam drijft tussen aan weerszijden in de grond geslagen palen. Aan de oeverzijde is een gat in de boomstam gemaakt en daardoor heen is ook weer een paal in de grond geslagen, zodat de steiger niet kan wegdrijven of rollen als je erover loopt. Temidden van al het tropische groen ziet het er zeer idyllisch uit.
Overal staan of zitten op steigers en in deuropeningen mensen naar ons te kijken als we langs varen. Alsof ze al wisten dat we eraan kwamen. Kleine kinderen spelen in het troebele geelbruine water.
Ik manoeuvreer tussen drijvende boomstammen en overhangende takken, wat niet altijd eenvoudig gaat, omdat de voortstuwing nog steeds problemen geeft en er op willekeurige momenten mee ophoudt. Maar meestal is er wel één motor die het doet.
Het is echt ongelooflijk mooi. We moeten een paar maal omdraaien en terug varen omdat de rivier te smal voor ons wordt en er dus geen doorgang is. Als we opnieuw in een doodlopend stuk zitten besluiten we hier voor anker te gaan voor de nacht. Het is vrij smal, dus ik maak ook lijnen vast aan twee bomen om niet dwars te komen als de stroom omdraait.
Tegen het eind van de middag krijgen we bezoek. Ze zijn al een paar maal met hun kleine kano langs gevaren, maar nu hebben ze blijkbaar de moed om te stoppen. Een man, vrouw en twee kleine kinderen. Ieder geeft ons keurig een handje als ze aan boord komen. De kleinste vindt het allemaal wat eng, maar de vrouw praat honderd uit in het Portugees en giechelt onophoudelijk.
Snoep en frisdrank worden tevoorschijn gehaald. Veel valt er niet te communiceren. Ik pak de digitale camera en maak foto’s, die we meteen kunnen laten zien. Is een groot succes! Even later komt ook de moeder van de vrouw in een kano aangepeddeld, met voorop de punt een kleine papagaai. Ook oma krijgt snoep en een drankje en m’n sigaretten worden in een rap tempo opgerookt. Het is inmiddels donker als zij allen met hun kano’s de aarde donkere nacht ingaan.
Yvon heeft ’s middags stampot zuurkool (!) gemaakt. Zwetend gaat deze winterkost naar binnen, terwijl we omringd zijn door jungle geluiden. We gaan vroeg naar bed, evenals de mensen hier, nergens zie ik een lichtje branden.
’s Nachts word ik wakker van de ankerketting die vreemd kraakt. Ik ga naar buiten en zie in het licht van de zaklantaarn dat een complete palmboom van ongeveer 10 meter lengte dwars voor onze boot ligt. Door de stroom is er met geen mogelijkheid beweging in te krijgen, maar het anker houdt gelukkig. Dan maar wachten tot de stroom weer draait.
Om 6 uur op en de boom ligt nu naast ons, een klein duwtje en we zijn weer vrij.
We willen vertrekken, maar eerst moeten de lijnen nog los. Aangezien het nu laag water is zitten de lijnen 3,5 meter hoog in de bomen. Moet door een wirwar van mangrove wortels en modder om erbij te kunnen. Net als ik de bijboot te water wil laten, krijgen we opnieuw bezoek, van een wat oudere man, in een vrijwel uit elkaar vallende kano. Hij biedt meteen aan de lijnen los te maken en klimt met gemak de bomen in. Terwijl ik de lijnen aan het opschieten ben, peddelt hij alweer weg. Ik roep hem terug voor koffie en koekjes en uiteindelijk vertrekt hij met ook nog een pakje sigaretten.
We varen een flink stuk terug, komen ook nog langs het simpele huisje van onze bezoekers van gisteravond. Er wordt uitbundig gezwaaid.
Zigzaggend komen we uiteindelijk weer aan op een veel bredere rivier, is tot 45 meter diep. Ik zet er een flinke gang in en met de stroom mee gaat het vlot. Na een tijdje loopt plotseling de dieptemeter heel snel terug, maar nog voordat ik gas heb kunnen terugnemen lopen we snoeihard vast, midden op deze zeer brede rivier. De boot is zeker 15 cm omhoog gekomen en er zit dan ook absoluut geen beweging in. Motoren uit en vervolgens wachten tot de natuur (vloed) een handje helpt. Een uurtje later drijven we weer.
We blijven proberen om via een grote boog weer op de rivier de Pará te komen. Volgens iemand in de jachtclub moet dat mogelijk zijn. Maar er zijn zoveel afslagen, zonder kaart kun je dit labyrint alleen op goed geluk doorkomen. Ook als we aan mensen vragen waar we heen moeten, wijzen ze allemaal rechtdoor.
We lopen weer een aantal maal vast in de jungle. Het dek ligt bezaaid met afgebroken takken die we afrukken als we tussen smalle delen doorgaan of langs half omgevallen bomen manoeuvreren. We besluiten weer voor anker te gaan en de kentering af te wachten, moeten nu een heel eind terug. Omdat de GPS aangeeft dat we dicht bij de rivier zijn die we zoeken, ga ik nog wel met de bijboot een stuk verder verkennen terwijl Yvon op de boot achter blijft. Het ondoordringbare groen kruipt zowel van opzij als van boven steeds dichterbij naarmate het vaarwater smaller wordt en uiteindelijk is het zelfs met de bijboot niet mogelijk verder te gaan. Ook het zonlicht dringt hier nog maar nauwelijks door. Wat een overweldigende natuur, met zoveel diversiteit en ongereptheid. Met ingehouden adem zit ik een tijdje te luisteren. Naast het geluid van stromend water, krekels, zoemende insecten en allerlei schelle vogelgeluiden hoor ik ook regelmatig afbrekende takken. Ik voel me heel klein en wil weer terug naar ons drijvende huis, maar durf bijna niet de buitenboord motor te starten, is zo’n dissonant in deze totaal natuurlijke omgeving. Yvon is blij als ik terug ben.
Twee uur later gaan we weer anker op en varen een groot deel van de route terug.
De track functie op de computer (gevaren route via de GPS) werkt voor ons als de broodkruimels in het sprookje van Klein Duimpje, om de weg terug te vinden.
We proberen op goed geluk een nieuw vaarwater en varen een paar uur door, tot de stroom weer te sterk wordt. We zijn nog steeds op een vrij brede rivier en besluiten hier te ankeren voor de nacht.
Vroeg naar bed, vroeg op. Het is om 6 uur laag water, dus dan kunnen we weer verder stroomopwaarts.
Af en toe komen we een bootje tegen, meestal kano’s, waarin de mensen zich rustig peddelend laten meedrijven met de stroom. De getijdenbeweging bepaalt voor een groot deel de richting van het sociale verkeer op de rivier. Daartegen in gaan is zinloos of heel vermoeiend. Soms zijn er ook gemotoriseerde boten, die met veel lawaai langs varen. Een boot had twee personen aan boord, de een stuurde en de ander moest aan een stuk hozen om drijvende te blijven.
De rivier wordt ondieper en de stroom steeds minder. Ook wordt het steeds smaller. Net op het moment dat we aan omkeren denken wordt het water geleidelijk weer breder. Zou dit dan toch een doorgang kunnen zijn? We varen nog een paar uur door, tot de stroom teveel tegen staat en we laten het anker wederom in de modderbedding ingraven.
Vandaag is het flink bewolkt, dus minder warm, tussen 12 en 3 uur ongeveer 33 graden. Maar de vochtigheid zorgt ervoor dat je steeds baadt in je eigen zweet, vooral als je niet heel erg stil zit. Vaak is er in dit gebied ook weinig of geen wind, behalve tijdens de zware onweersbuien, wat de hitte nog stroperiger maakt.
Van muggen hebben we vreemd genoeg nauwelijks last, nemen dan ook geen malaria tabletten. Toch moet de kajuitingang hier steeds dicht blijven en zitten de horren voor de ramen, want er zijn erg veel horzels, die het vooral op Yvon hebben voorzien. Ze is al een paar maal flink gestoken.
Als de stroom nog een beetje tegen staat vertrekken we weer. De rivier blijft tamelijk breed en als we uiteindelijk uit een bocht komen zien we een weidse horizon. Geeft het gevoel in de verte de zee te zien. We hebben dus een doorgang gevonden!
Is slechts een trip van een paar dagen geweest en we hebben maar een minuscuul stukje van dit duizenden eilanden rijk gezien. Maar het besef van de enorme uitgestrektheid en de kracht van de overwoekerende natuur in al z’n variëteit zal ons lang bijblijven.
Als we de zeilen hijsen om de Pará over te steken, blijkt dat een ijverige vogel een nestje in het 4 weken niet gebruikte grootzeil heeft gebouwd! Het heeft hem beslist veel tijd gekost om alle takjes, veertjes, flesdoppen, haarspelen etc bij elkaar te zoeken, maar wij zijn ook een tijd bezig om de zaak weer schoon te krijgen.
We nemen ons voor wat vaker te zeilen en verlangen eigenlijk wel weer naar de weidsheid van de oceaan.
’s Avonds gaan we voor anker achter een klein eiland en kijken na het eten in bed naar de DVD “Perfect Storm”(ja,ja). Tijdens de film breekt er weer een flinke tropische regenbui los, en door de daarmee gepaard gaande wind gaat het anker krabben! Maar 15 meter extra ankerketting zorgt ervoor dat we goed vast komen te liggen.
Als we de volgende namiddag weer aan onze ankerboei voor de jachtclub liggen, vliegen er steeds twee kleine vogeltjes opgewonden rond de boot.

Yvonne vervolgt:
Vanuit een regenachtig Paramaribo ga ik proberen een vervolg te maken op het verhaal van Maarten, het schrijven is er een tijdje bij in geschoten. Bovendien is het niet meer mogelijk vanaf de boot mail te versturen, dus niet iedereen zal deze mail krijgen.
Brazilië is ons bijzonder goed bevallen, we vonden het eigenlijk steeds leuker worden en hadden er nog wel een tijdje kunnen blijven ware het niet dat ons visum al even verlopen was en het gedoe om een visum te verlengen vonden we geen aantrekkelijk vooruitzicht, bovendien wilden we toch ook wel een maandje uittrekken voor Suriname.
Omdat we behoorlijk lange tijd in Belem zijn, met name door een vervelende oogontsteking en een stevige griep, nemen we van meerdere mensen afscheid alvorens 24 mei om 5.30 uur met een Frans en een Duits jacht naar Ile de Salut te vertrekken. We maken een stop in Soure, in de monding van de Rio Para, na een fantastisch dagtripje waarbij we vooruitvliegen met snelheden tot 10 knopen (de andere 2 jachten verliezen we al snel uit het oog), het ankeren wil niet direct lukken, pas na 7 pogingen liggen we eindelijk vast, de bodem bestaat uit modder en loopt op veel plaatsen nogal schuin omhoog, waardoor het anker zich niet ingraaft bij het achteruitslaan van de motor. Na een gezellig avondje met de Fransen (met genoeg alcohol achter de kiezen weet ik me redelijk te redden in het Frans, M. brabbelt er sowieso wel op los) hijsen we de volgende ochtend wederom op het onchristelijk tijdstip van 5.45 uur de zeilen om naar Frans Guyana te gaan, 450 mijl westwaarts, wederom met 3 schepen. Wind en stroom hebben we tegen, het wordt kruisen en het duurt 12 uur voor we eindelijk de Rio Para uit zijn en de oceaan bereiken. Als we eindelijk de laatste ondiepte passeren en de steven kunnen wenden wordt het vliegen, de andere 2 schepen laten we dan snel achter ons. Om 19.20 uur gaan we de Evenaar over en zijn we weer thuis op het Noordelijk Halfrond!!!
Het waait flink, af en toe een stevige regenbui en we rollen flink, tijdens het warme eten vliegen de doperwten door de kuip. De volgende ochtend wordt het iets rustiger en maak ik de gastenvlag voor Suriname af, Frans Guyana is al klaar. Een vlag maken doen we van een stukje wit laken, met viltstift bewerk ik het, een soort meditatie (blijkt later in de praktijk geen succes, de stiften zijn niet bepaald watervast, zullen iets anders moeten bedenken). De volgende nacht doet zich iets vreemds voor, het dieptealarm gaat af, terwijl het volgens de kaart 60 meter diep is, ineens is het maar tussen de 2 en 4 meter diep, en de zee ziet er vreemd uit. Waar het z.g. ondiep is, zijn geen golven, de zee is vlak. Na ongeveer 150 meter beginnen aan de lijzijde de golven weer op te bouwen, maar aan loefzijde zijn geen brekers, het is dus geen echte ondiepte, waarschijnlijk door verschillenen in zout-zoet water is dit fenomeen te verklaren. Wel even schrikken.
En dan gebeurt waar we lang van gedroomd hebben, maar wat we eigenlijk zo langzamerhand hadden opgegeven, M. haalt een flinke tonijn met de vislijn naar binnen, die helaas toch weer op het laatste moment weet te ontsnappen. Maar nog geen 5 minuten later heeft hij weer beet, hij loeft 40 graden op om wat vaart uit de boot te halen, en met succes haalt hij nu een redelijk grote tonijn naar binnen, als de kuip net weer schoon is na deze moordpartij, hapt er alweer een vis in de vishaak. Weer de boot opgeloefd, en dit keer een dorade naar binnen gehaald, als de lijn weer uithangt hebben we meteen weer beet, uiteindelijk in korte tijd 2 dorades en 4 tonijnen gevangen! Vinden we wel genoeg, eindelijk sashimi! Ondertussen krijgen we meerdere zware regenbuien met windstoten tot 35 knopen over ons heen, en terwijl M. de boot onder controle houdt oefen ik mij in het fileren, aan het einde van de dag ben ik volleerd vis fileerder en zou ik een viswinkeltje kunnen gaan beginnen.
De 28ste mei laten we het anker zakken voor de zeer tropische eilandengroep Ile de Salut, een Frans gevangenis eiland, Duivelseiland, bekend van de film en het boek ‘Papillon’, waar ook Dreyfus gevangen heeft gezeten. Het is 5.30 uur in de ochtend, doodstil en we zijn de enige boot, langzaam zien we de zon opkomen en Franse hanen beginnen op het eiland te kraaien. ’s Middags doen we een ‘rondje’ Ile Royal, 1 van de 3 eilandjes, waar het meest in het oog springt de Franse sfeer, overal bordjes met ‘dangereux, pas….’.een prachtig jungle eilandje met veel palmbomen en veel verschillende diersoorten, niet alleen Franse kippen, maar ook kaaimannen, kleine aapjes, leguanen, een manke pauw met veren van wel 2 meter lengte, en een beestje waar er een paar honderd van rondlopen en waarvan we nog steeds niet hebben kunnen achterhalen hoe ze heten.
Er staan een restaurant en een hotelletje op het eiland wat nog niet zo lang is opengesteld voor een beperkt aantal toeristen, vreemd om in euro’s te moeten betalen in Zuid-Amerika, de prijzen liggen hoger dan in Frankrijk. De gendarme ziet ons lopen en vraagt ons de volgende dag met alle bootpapieren langs te komen.
’s Avonds komt een Zuid-Afrikaans jacht ons gezelschap houden, met Leon en Jamie (een 20 jarige opstapper) trekken we de hele volgende dag op.
De gendarme blijkt een jonge man te zijn die voor 3 maanden op dit eiland gestationeerd is vanuit Parijs, hij voelt zich een gevangene, kan en mag het eiland niet af!
Wij gelukkig wel, dus gaan met de bijboot een kijkje nemen op Ile Joseph. Bij aankomst komt er een zwarte goed getrainde man op ons af met nog gedeeltelijk wit scheerschuim op zijn benen(!), die ons toefluistert dat we op verboden gebied, n.l. een militair trainingskamp, zijn. en niet in de buurt hiervan mogen komen. Onze nieuwsgierigheid is gewekt en we zien een paar in roze geschilderde barakken en een stel mooie jongens die ‘zwaar’aan het trainen zijn, jeu de boules.
Vervolgens beklimmen we een door de jungle overwoekerde trap die ons brengt naar de restanten van de celblokken, waar Franse gevangenen tussen 1850 en 1953 vastgezeten hebben, indrukwekkend en luguber, criminelen, maar ook politieke gevangenen en geestelijken werden hier naar toe verbannen. De meeste stierven door honger, ziekte of uitputting en werden na hun dood in de oceaan gegooid als voer voor de haaien, die beleefden gouden tijden. Een enkeling wist te ontsnappen.
De volgende ochtend hijs ik M. de mast in om te proberen de windmeter te repareren.
Daarna varen we naar Kourou, waar tot onze grote verbazing vele zeiljachten liggen, echter maar 2 buitenlanders, een Zwitser, Otto, met een opstapster, Sanne, uit Haarlem. Gaan voor anker, en als we met de bijboot naar de kant komen worden we door een Guyanaan gewaarschuwd dat het slimmer is om 2 ankers uit te gooien, in verband met sterke stroom en wind. We doen meerdere pogingen met het tweede anker, d.w.z. M. gaat met tweede anker in bijboot met hele lange lijn, gooit het anker uit vrij ver van de boot en de lijn maken we vast aan boord. Het tweede anker houdt echter niet!.
’s Avonds gaan we nog even naar de kant om Kourou te ontdekken, maar dat valt bijzonder tegen. Ondanks de vele restaurantjes, verscheidenheid aan keukens vanuit de hele wereld waar Frans gesproken wordt, in het oude gedeelte van de stad waar wij zitten, is de sfeer doods.
De volgende dag, 31 mei, wordt Maarten 50, ballonnen, slingers, pannenkoeken met spek voor het ontbijt ter variatie en een Abraham. ’s Middags de nieuwe stad in, een stadje uit de grond gestampt i.v.m. het “Centre Spatial Guyanais”, dat in 1969 startte en vanwaar de Ariane raketten worden gelanceerd. 5 Uur rondgelopen zonder ook maar iets bijzonders te zien, uiteindelijk een terrasje gevonden waar we 2 taartjes, een cappuccino, een biertje en een ijsje genuttigd hebben voor slechts 23 euro!, Europese prijzen, Europese sfeer! Op de terugweg langs het enige goeie van Kourou, de supermarkt, met heerlijk stokbrood, Franse kazen en paté, alles geïmporteerd vanuit Frankrijk.
Aan boord drinken we een glaasje champagne en smeren een stokbroodje met paté, waarna we de rest van de avond heel gezellig doorbrengen met Otto en Sanne. Sanne heeft ook een Abrahammetje gemaakt. Ze heeft door een klapgijp haar voet gebroken, meniscus gescheurd en een vreemde bult op haar been, bovendien heeft ze een lichte hersenschudding opgelopen, met krukken op een boot is niet echt feest.
De volgende ochtend, 1 juni, begint de boot in de rondte te vliegen, het lijkt alsof het anker is losgeslagen, maar als we proberen het anker op te halen, slaat de hoofdzekering van het anker door. M. kan de hoofdschakelaar niet meteen vinden en we blijven maar rondjes vliegen, niet zo prettig te midden van al die voor anker liggende boten. Omdat het zo lang duurt, komen we erachter dat het anker nog wel houdt, en door een spruit (2 lijnen, elk van een boeg naar de ankerketting) te zetten op de ankerketting is het probleem grotendeels opgelost. De sterke stroom van de ene kant, de flinke wind uit tegenovergestelde richting waren oorzaak van dit euvel, we blijven leren, elke dag opnieuw! Die avond hebben we Otto en Sanne getrakteerd op zelfgemaakte erwtensoep en carparinha’s.
Maandag 2 juni kunnen we eindelijk een bezoek brengen aan het Space Centrum, de reden van ons bezoek aan Kourou. Zodra we geïnformeerd hebben waar we naar toe moeten, steek ik m’n duim op en als meteen de allereerste passerende auto stopt en ons voor de ingang afzet zijn we blij verrast, dit is dus ook Kourou! We krijgen een rondleiding van 3 en een half uur, er worden films vertoond, we bezoeken verschillende gebouwen, met een bus worden we rondgereden over het zeer uitgestrekte terrein, veel bewaking, veel versperring, nog meer gebouwen, en heel heel veel uitleg, maar……alles in het Frans, we begrijpen er niet veel van. Na de rondleiding bezoeken wij als enigen het museum, een vreemd gevoel, helemaal alleen in een groot museum.
Op de terugweg maar weer de duim opgestoken, zeker 3 auto’s passeren ons zonder te stoppen, auto nummer 4 zet ons keurig bij de haven af. Het is 18.15 uur, nog een nacht Kourou, uit eten gaan? Neen, wegwezen hier, nog even een stokbroodje halen bij de supermarkt en dan zo snel mogelijk het anker lichten, het is Hoog Water en de rivier is beboeid, dus in donker niet moeilijk te bevaren, om de rivier niet te laten dichtslibben (vanuit de Amazone komt veel modder hier naar toe) wordt er het hele jaar door non-stop gebaggerd door een Nederlands bedrijf. Om 21.00 uur laten we het anker zakken voor het ons bekende eiland Ile de Salut, heerlijk!
De volgende ochtend vertrekken we vroeg naar Suriname, het is prachtig weer, ’s middags vangen we nog even een flinke vis van ongeveer 70 cm lengte, een prachtvis met gele vinnen en staart, hij levert echter zo’n strijd met de vishaak dat z’n kieuwen er uitgetrokken worden, geen leuk gezicht, maar ondanks dat smaakt hij goed.
’s Nachts komen er een paar buien over met flinke windstoten. Vanaf de aanloop van de Surinamerivier tot aan Paramaribo (ongeveer 30 km) hebben we stroom tegen oplopend tot ruim 4 knopen, we hebben echter flinke wind, waardoor we hoog aan de wind zeilend snelheden tot 9 knopen door het water halen, dus nog steeds 5 knopen over de grond doen. Een groot vrachtschip, dat ook naar binnen gaat, blijven we voor. Het water is donkerbruin, veel donkerder dan het water van de Amazonedelta, dat geelbruin was. Aan de rivier staan heel verschillende soorten huizen, waanzinnig grote moderne huizen die je net zo goed in Nederland kunt aantreffen (blijken later voornamelijk van Braziliaanse goudzoekers en “witte poeder jongens” te zijn), maar ook de meer exotisch aandoende huisjes op palen, het contrast is meteen alweer duidelijk. Het anker laten we zakken in de nabijheid van Fort Zeelandia, er liggen 3 Nederlandse zeiljachten en een motorboot, voor het eerst sinds Fortaleza, waar 1 Nederlander was, zien we Nederlandse jachten en nog wel 3 stuks.
Na een paar dagen gaan we om 5 uur in de ochtend een tripje naar een waterval in het binnenland maken, een klein busje wordt vergezeld door een 4-wheel drive. Tot het vliegveld Zanderij (zo’n 40 km) is de weg geasfalteerd, daarna bestaat de weg alleen nog maar uit geel, oranje en rood nat zand, de heenreis duurt ruim 7 uur, de mannen aan boord moeten regelmatig het busje verlaten, om te duwen omdat we vastzitten in de modder, om takken weg te kappen of hele bomen van de hoofdweg (lees modderweg) te verwijderen. We passeren verscheidene Indianendorpen, betalen tol om een gammele brug over te mogen steken, het landschap is vrij eentonig. We zwemmen bij een watervalletje en eten een hapje op een open plek, in gezelschap van leuke mensen, vervelende muskieten en bijtende mieren die langs mijn broekspijpen naar binnen kruipen. Daarna beginnen we aan de terugreis via dezelfde weg. Zitten al direkt weer vast in de modder, gelukkig zijn er geen bomen meer omgevallen. Na 5 uur hobbelen in de bus zijn we weer in Paramaribo, gelukkig is het niet gaan regenen, want dan waren we die nacht niet meer thuisgekomen.

Maarten vervolgt:
Vrijdag de 13e, we waren bezig geweest met douane formaliteiten, die vruchteloos waren omdat ambtenaren niet de moeite nemen je volledig te informeren over procedures, zodat je voor niks hele afstanden aflegt in bloedhete busjes. Maar goed, dat hoort erbij. Daarna naar een grote overdekte markt, om sinds lang weer eens wat etenswaren in te slaan. Tijdens die boodschappen komt er een zwaar onweer over met flinke windstoten. Gelukkig zijn we binnen en na enig wachten kunnen we met vele plastic tassen terug naar de boot.
We liggen voor het terrein van de MAS (Maritieme Autoriteit Suriname), een soort Rijks Waterstaat, waar we de bijboot aan een steiger kunnen achterlaten.
Terwijl we de steiger aflopen valt me op dat ik de mast van onze boot niet zie. Maar ik kan nog niet de hele rivier afzien, dus de hartslag gaat slechts licht omhoog. Naarmate we echter de steiger verder af lopen, stijgt de hartslag, het vertrouwde geel van onze boot is nergens te bekennen! Yvon heeft nog niks in de gaten, maar kort daarna rennen we allebei naar het eind van de steiger. De stevige bui heeft de bijboot flink met regenwater gevuld, toch gooien we alle tassen in de boot en schieten er volgas vandoor. Maar welke kant op? Op een ander voor anker liggend jacht wordt gezwaaid en gewezen richting Fort Zeelandia en Paramaribo stad. Met stevige paniek in de ogen spuiten we die richting op. Is de boot gestolen? Meer waarschijnlijk is dat ze van haar anker is geslagen. Is ze op rosten gelopen of in aanvaring gekomen met afgemeerde schepen? Verschillende scenario’s gaan door mijn hoofd, maar geen van alle stemmen mij vrolijk. We schieten langs het fort en terwijl mijn hartslag de maximale grens bereikt zie ik plotseling onze boot. Ze ligt na een bocht en midden in de rivier. Er zijn twee mensen aan boord die bezig zijn met ons reserve anker. Maar het hoofdanker heeft zich weer ingegraven, op ongeveer 100 meter afstand van de kade!
We bedanken de twee personen aan boord zeer hartelijk. Ze zijn van de enige twee andere jachten (jacht nr 3 is vertrokken) die hier liggen en met hun bijboot zijn ze hierheen gevaren om een extra anker uit te brengen. Ze waren van plan de reeflijn van de genua te gebruiken als ankerlijn voor mijn reserve anker, ze konden geen andere lijn vinden. ’s Avonds met hun en bier het voorval uitvoerig besproken.
We liggen nu achter twee ankers, in tandem, de eerste aan de tweede vastgemaakt. Totaal 75 meter ketting en lijn en de twee ankers van 30 en 40 kg. Maar de Suriname rivier is berucht om z’n slechte ankergrond. Dat feit, samen met veel stroom en zware windstoten in buien stelt hoge eisen aan het ankergerei. Vele boten zijn ons al voorgegaan in dit avontuur, dat gelukkig goed is afgelopen. Alleen zijn alle papieren van de diverse instanties verzopen in de bijboot, samen met een gids van Suriname. We proberen nog zoveel mogelijk te redden door ze te drogen te leggen, maar van een aantal is de inkt geheel doorgelopen. We zullen de instanties wel het een en ander moeten uitleggen! Voor de gids gebruiken we 217 velletjes wc-papier, die Yvon tussen alle pagina’s legt, om te drogen.

Yvonne vervolgt:
De schrik zit er nog wel een beetje in, en ik ben dan ook iedere keer bij thuiskomst blij de mast te ontwaren.
Hebben een scootertje gehuurd voor 3 dagen (fietsen lijkt ons een beetje te heftig in deze hitte) om de omgeving van Paramaribo te verkennen. Ook wel gemakkelijk om boodschappen te doen of om te checken of het internetcafé open is, is regelmatig gesloten, omdat er geen of een te trage verbinding is.
Leggen grote afstanden af (80 km per dag), bezoeken Fort Nieuw Amsterdam, oude plantages, de beruchte, totaal vervallen, maar zeer grote en indrukwekkende suikerfabriek in Marienburg, waar Cynthia Mc Leod historische romans over heeft geschreven “Hoe duur was de suiker” en “Herinneringen aan Marienburg”, alles is nog aanwezig tot en met een rondslingerend deel van de boekhouding, 1600 contractarbeiders uit India en Java werkten en woonden hier onder erbarmelijke omstandigheden.
Heel speciaal om met een scootertje door Suriname te rijden, en iedereen onderweg in het Nederlands de weg te kunnen vragen naar bv. Alkmaar, Meerzorg of Voorburg, borden kennen ze hier nauwelijks en als ze er staan worden ze vaak meegenomen. Onderweg krijgen we een lekke achterband, hebben echter geluk, het is maar 3 km lopen met scooter op het heetst van de dag naar de dichtstbijzijnde bandenplakker, de enige die we überhaupt gezien hebben. We staan nog een keer ineens stil, blijkt de bougiekabel gebroken. Het scootertje is sowieso wel een beetje aan verval onderhevig.
Een andere dag rijden we naar een bosnegerdorp, Santigron, een winti-dorp met 4000 inwoners. De weg ernaar toe bestaat voor het grootste deel uit zand, veel kuilen en modder, hier moeten we echt geen pech krijgen of een flinke regenbui , gelukkig werkt het scootertje goed mee en gaat het pas regenen op de terugweg als we bijna thuis zijn.
Deze week trekken we nog een aantal dagen het binnenland in, zetten vervolgens koers naar Tobago, waar Veroni en haar vriend ons komen vergezellen, zullen verschillende eilanden van de Grenadines aandoen. Fantastisch om eindelijk m’n dochter na exact 6 maanden weer in m’n armen te mogen sluiten, het helder turkooizen water in plaats van het bruine modderwater van de laatste maanden is ook wel aantrekkelijk. Eind juli gaan we naar Trinidad, waar de boot uit het water gaat voor onderhoud, half augustus verwachten we naar Nederland te vliegen voor 2 maanden.
Het enige wat mij nu nog rest is jullie allemaal een in alle opzichten zonnige zomer toe te wensen en laat iets van je horen.
Veel liefs van Maarten en Yvonne

Next: Nieuwsbrief 11, tweede ronde
Previous: Nieuwsbrief 9, Belem, Brazilie



5519 Words | This page has been read 220 timesView Printable Version